Hebben de Polen de polderdijk gered?

De plek in de dijk bij de Wieringermeer waar de dijk weggeslagen werd en nu natuur de ruimte krijgt Bert Rosink

Emmeloord - We zouden bijna vergeten dat het 75 jaar geleden is dat we bevrijd zijn èn dat onze polder bespaard is gebleven voor inundatie, een lot dat de Wieringermeerpolder op 17 april 1945 wel onderging. Hebben Polen in 1945 de polderdijk gered?

Binnen ongeveer 60 uur stond de Wieringermeerpolder in 1945 na 15 jaar weer geheel onder water met als triest gevolg; vernielde landbouw, huizen en boerderijen. Het zou tot 11 december 1945 duren voordat het water weer was weggepompt. Over de precieze reden van het inunderen zijn de meningen verdeeld; was het strategische belang? Onder andere voorkomen van luchtlandingen geallieerden (dr. L. de Jong, maar ook te lezen op het informatiebord ter plaatse bij het ‘Gat in de Dijk’), was het simpelweg wraak van de bezetter (boek 50 jaar Wieringermeer van Pieter Terpstra), of was het om een vluchtroute veilig te stellen?

Poolse soldaten

Waarbij een combinatie van factoren ook niet valt uit te sluiten. Feit is wel dat de zich terugtrekkende nazi’s regelmatig een spoor van vernieling achterlieten. Hoe dan ook, de schade was enorm. Dat dit lot onze polder bespaard is gebleven zou te danken zijn aan drie Poolse soldaten, al dan niet vrijwillig in dienst bij de Duitse Wehrmacht, die de Noordoostpolder voor inundatie behoed zouden hebben.

Over hoe dit in zijn werk ging verschillen de meningen behoorlijk! Van Co Bolle kreeg ik enkele boeken te leen waarin verschillende versies te lezen zijn, maar een eerste bericht hierover staat al in een krantenartikel van 8 juni 1945, in de Duikhoek, de voorloper van de Noordoostpolder.

‘De Polder in den bevrijdingsnacht’. Er hebben over het optreden van de drie Poolsche soldaten, die in de bevrijdingsnacht den polder zouden hebben gered , verschillende geruchten de ronde gedaan. De een beweerde, dat er hevige gevechten waren geleverd, de ander daarentegen, dat de Polen in het geheel geen belangrijke rol hebben gespeeld. Dat vooral het laatste onjuist is blijkt wel uit het door enkele heeren van den Dienst der Zuiderzeewerken te Lemmer samengestelde rapport.’

In een ander artikel in dezelfde krant staat dat de drie Polen tijdens het bevrijdingsfeest op 31 mei 1945 in het centrum van Emmeloord zijn gehuldigd. Het rapport van de Dienst over de vermeende redding, samengesteld door Ir. J. Laan en H. de Lang is tamelijk uitgebreid en vertelt in grote lijnen dat J. Brillowski, B. Sloma en W. Lipowski wel degelijk een belangrijke rol hebben gespeeld. Dit verhaal zou achteraf verteld zijn door de Polen zelf en is klakkeloos aangenomen.

Dank

Naar aanleiding hiervan zijn door het Rode Kruis afd. Lemmer en de Directie in Kampen brieven opgesteld (resp. 8 februari 1946 en 20 maart 1946) waarin men zijn dank uitspreekt en gesteld wordt dat er hulp geboden moet worden om de Polen weer zo spoedig mogelijk thuis te krijgen; kennelijk zaten ze bijna een jaar later nog hier?

In het kort komt het artikel er op neer dat begin 1945 met een aantal Duitse militairen vijf Polen meekwamen die gedwongen in het Duitse leger zaten en hun intrek namen in de dienstwoning van het gemaal in Lemmer. Ze hebben getracht het leger zo veel mogelijk te saboteren. Zo hadden de Polen contact met de Dienst Zuiderzeewerken en de marechaussees J. de Ruiter en J. Kuiper. De gaten voor de springstof in de Noordermeerdijk bij de bocht bij Lemmer waren in 1944 al aangebracht. Men werd steeds op de hoogte gehouden over de hoeveelheid springstof en waar die zich bevond.

Springstof

De Duitse soldaten vertrokken op 15 april 1945 van Lemmer naar ‘Holland’. Toen de Duitsers spullen op vrachtwagens laadden voor vertrek volgde Canadees artillerievuur. In de verwarring die ontstond greep Lipowski de lont voor de springstof en verborg het. Er heeft zich volgens het artikel veel meer afgespeeld, dat zich laat lezen als een spannend jongensboek, maar hier komt het ‘helden’ verhaal in grote lijnen op neer.

Het was geen geheim dat de Duitsers plannen hadden om de dijk te laten springen, want in het boek de Duikhoek van de heren Grilk en van Leening staat; ‘Bij Lemmer hebben de Duitschers maatregelen genomen om den polderdijk te kunnen laten springen, als dat noodig mocht worden. Zal de polder onder water komen? Niemand weet het’.

Op 17 april waren de Duitsers vertrokken en is de polder bevrijd, dezelfde dag dus dat de dijk van de Wieringermeerpolder werd opgeblazen. In een in de jaren 70 uitgebracht boekje ‘de Noordoostpolder’ van Willem Boxma wordt de visie van L. Laan en H. de Lang ongeveer overgenomen. In het boek de Noordoostpolder in Bezettingstijd (1984) van Jan Willem Stolk worden de Polen ook genoemd maar dan slechts als informanten voor het verzet en zou een Duits officier (Jähle) moeten worden omgekocht.

Omkopen

De informatie die Stolk van oud-verzetsstrijder Henk Nijenhuis hierover krijgt komt er in het kort op neer dat men dus eerst wilde proberen de Duitsers met grote sommen geld om te kopen. Twee pogingen om het geld van Engeland naar Nederland te krijgen mislukten. De eerste keer werd het vliegtuig boven het IJsselmeer neergeschoten en de tweede keer viel het bij een overval op het verzet in handen van de Duitsers. Daarna deed het verzet een beroep op de Kamper drankenhandelaar Jan Willem Siebrand. Deze kende Hauptman Frits Jähle al uit Kampen, de verantwoordelijke officier, die nu in Lemmer zat.

Nijenhuis ging met Siebrand mee voor omkoop besprekingen met Jähle. Volgens de inschatting was Jähle al niet blij met de inundatieplannen. Hij noemde de polder; ‘ein wunder für Landwirtschaft’ en dat opblazen van de dijk geen enkel militair doel diende. Het speelde ook mee dat drank wonderen deed in deze, iets waar je Jähle en andere Duitse officieren erg blij mee kon maken. De schrik van zijn leven kreeg Nijenhuis toen Jähle hem op de man af vroeg of hij ‘Freiheitskämpfer’ was.

Toen hij dat stervend van de zenuwen bevestigde kregen ze nog als tip mee om niet met verzetsstrijders een aanval op de springstof vanuit het zuiden te doen; in dat geval zouden ze de dijk opblazen. Bij een aanval vanuit het oude land zouden ze de Duitsers de polder indrijven en dan zouden ze de dijk sowieso niet opblazen. Die aanval is er nooit gekomen maar afgesproken werd dat Jähle 48 uur zou wachten tussen opdracht en uitvoering van het opblazen van de dijk als de aanval er kwam.

Prins Bernhard

Voorwaarde was wel dat Nijenhuis er zorg voor moest dragen dat hij geen krijgsgevangene zou worden; hij wilde hiervoor als bevestiging een telegram van prins Bernhard hebben. Hij deelde mee dat hij een aantal Poolse soldaten bij de actie zou betrekken en deze zouden, als iedereen uit Lemmer was vetrokken, de lading onschadelijk maken. In 2012 geeft journalist Henk de Koning een boek uit dat de titel ‘De Zaak Siebrand’ meekrijgt. Hierin beschrijft hij de dubbelrol die de drankenhandelaar in de oorlog gespeeld heeft.

In grote lijnen wordt hier de visie van Stolk gevolgd; toch zijn er enkele punten van verschil. In dit boek zou de tweede gelddropping bij Heino direct in Duitse handen zijn gevallen, het blijkt hier ook nergens dat Jähle ‘niet blij was met de inundatieplannen’ maar dat Siebrand hem overtuigd heeft om het niet te doen en zou hem nog verschillende keren aan zijn belofte houden. Over het telegram van Bernhard is niets terug te vinden, wel werd toegezegd hem na de oorlog bij de geallieerden ‘in bescherming’ te zullen nemen en dat de ‘Ortskommandant’ in Nederland zou willen blijven vanwege een Fries meisje.

Canadezen

Terwijl de Duitsers verdwenen blijft Jähle op zijn post en wordt door de BS (Binnenlandse Strijdkrachten) gevangen genomen in afwachting van de komst van de Canadezen. Daarna is nooit meer iets van de man vernomen en ook zijn Friese vriendin blijft een mysterie, aldus het boek. Historica dr. Carla van Baalen (boek Paradijs in Oorlogstijd? 1986) wordt eveneens in het boek van de Koning aangehaald en is bovendien gepromoveerd op het onderwerp van de zogenaamde redding van de polder.

Ze laat er geen twijfel over bestaan dat de bemoeienis van de drankenhandelaar van doorslaggevende betekenis is geweest. Dan komt de naam Wiebe Soetendal nog naar voren, distritscommandant van de BS; in de nacht van 16 op 17 april voert hij een hachelijke onderneming uit. In het donker gaat hij naar de dijk bij Lemmer voor onderzoek, gewapend met een pistool. Hij ondervindt geen weerstand, de Duitsers zijn weg en de dijk is verlaten.

Hij vond 30 gaten in de dijk (andere bronnen hebben het over 3 gaten of 6 gaten) maar de springstof stond zo’n 150 meter verderop. De gaten stonden vol water. Dit verhaal wordt bevestigd ‘De Bevrijding van het Nederlands Onderduikersparadijs’ van Aaldert Pol maar gaat nog verder. ’Nog diezelfde nacht ging Soetendal voor nader onderzoek terug naar de dijk. Hij ontdekte een mitrailleur en pakte het wapen. Toen hoorde hij -nicht schieszen-. Een paar soldaten in Duits uniform kwamen tevoorschijn. Naar bleek, de bewuste Polen. Ze werden ontwapend en vertelden dat ze gedeserteerd waren en nu de dijk bewaakten. Ze repten niet over hun heldhaftig optreden’. (citaat iets ingekort B.R.).

Heldenrol

Uit dit boek blijkt verder nogmaals dat het artikel in de Duikhoek van 8 juni 1945 door Laan en de Lang gebaseerd is op verklaringen van de Polen zelf en dat de heren er niet bij zijn geweest. Was het door de Polen verzonnen om zich te rehabiliteren omdat ze in Duitse uniformen liepen? Andere bronnen vermelden weer dat de Polen zelf ook verbaasd waren dat ze die heldenrol toebedeeld kregen. Hoe dan ook, in 1952 al kwam de Stichting 1940-45 met een rapport waarin wordt gesteld dat de springstof nooit in de dijk heeft gezeten en de lont opgerold in het brugwachtershuisje lag.

De Polen zouden de lont wel op de vrachtwagen geladen hebben die even later wegreed. De ondergedoken Polen werden later gearresteerd. Andere rapporten komen ook uit op de conclusie dat de springstof nooit is aangebracht en in de gaten water stond; de polder is dus niet in gevaar geweest.

Mythe

Merkwaardig is in deze ook dat er nog in 1992 een boekje uitkwam van Pieter Terpstra, zeker geen onbekende, waar het ‘heldenverhaal’ van de Polen weer naar voren komt. De mythe houdt inderdaad lang stand want uit een documentaire die verslaggever Arend Dubbelboer dit jaar voor Omroep Flevoland maakte blijkt uit gesprekken met Carla van Baalen dat de weduwe Anastazja Lipowski (geb. 11 augustus 1906) per brief (2 mei 1966) aan de gemeente Noordoostpolder geld vraagt omdat ze ziek is en in Polen geen pensioen krijgt.

Kerken, scholen en bedrijven zamelen daarop geld in. Dit is het begin van een enorme stroom ellelange brieven! (Haar man is geboren op 24 januari 1905 en in 1951 overleden.)

Brieven

Omdat we bij toeval zelf ook zo’n brief in handen kregen zijn we ons af gaan vragen hoeveel het er dan geweest zijn en het archief van de gemeente Noordoostpolder bood uitkomst. Uit maar liefst 319 A4tjes bestaat een dossier waarin we 58 brieven tellen en verschillende kerstkaarten. Zoals gezegd kwam deze stortvloed op 2 mei 1966 op gang en de laatste brief dateert van 12 februari 1992. De brieven worden vanaf 1989 ondertekend door zoon Henryk.

Wat opvalt is dat het handschrift gelijk blijft. De brieven zijn in gebrekkig Duits geschreven wat op zich niet vreemd is omdat hun Poolse woonplaats Grudziadz eerder in Pommeren lag. De strekking van de brieven is steeds gelijk; er wordt naar geld en/of medicijnen gevraagd ‘bitte, bitte’, of het zijn ‘danke, danke’ brieven. Na de eerste brief werd er een comité opgericht om geld in te zamelen voor de weduwe waar dus de genoemde instanties aan mee deden.

Inzamelingsactie

Hoewel er toen al twijfels waren over het optreden van de Polen (onderzoek 1952) bleef de gemeente erbij vast te houden aan de ‘officiële’ lezing, die van Laan en de Lang. Nadat er door een journalist van het Vrije Volk op 21 juli 1966 naar geïnformeerd werd stelde de gemeente: ‘We willen ons niet verdiepen in de vele verhalen, de officiële stukken noemen de Polen als redders van de dijk en daar houden wij ons aan’. Aldus de chef van de afdeling Sociale Zaken.

De inzamelingsactie heeft succes, in totaal wordt ƒ 2734,21 opgehaald waarvan het grootste deel in geld naar de weduwe is gegaan en ƒ 113,35 daarvan aan medicijnen is opgestuurd. Daarvoor heeft het Rode Kruis al eens goederen opgestuurd en tijdens de huldiging op 31 mei 1945 hebben de Polen per persoon ƒ 125,- gekregen. Op 18 april 1967 heeft de r.k. kerk Emmeloord nog ƒ 125,- gegeven. Er wordt een verzoek ingediend voor een pensioenuitkering van de Stichting 1940-45. Dit wordt afgewezen maar de weduwe ontvangt wel een eenmalige uitkering van ƒ 500,-.

Het volgende wapenfeit is dat ze een maandelijkse uitkering wil van ƒ 120,- op grond van het feit dat de Polen dit ook bij de huldeging hebben gekregen en dat ze hier nu maandelijks recht op hebben. Regelmatig sturen ze dan bewijs mee in de vorm van wat na de bevrijding op schrift is gesteld; twee brieven ‘van hoe ze de polder gered hebben’. Geschreven na aanleiding van het rapport dat Laan en de Lang opgesteld hebben.

Poolse ambassade

Dit zijn echter geen kopieën maar handgeschreven bijlagen zonder een naam eronder in een ander handschrift dan de brieven, in het Nederlands en Engels. Ook dit wordt afgewezen en inmiddels zijn de ministeries van Buza, Biza, Sociale Zaken, evenals de RIJP/Waterstaat, Poolse ambassade, Rode Kruis enz. er al bij betrokken.

Kreeg men bij de gemeente nul op het rekest, dan werd het weer bij een andere instantie geprobeerd of eenzelfde brief werd naar meerdere instanties gelijk gestuurd. Die brieven werden dan weer doorgestuurd naar de gemeente Noordoostpolder zodat die welhaast een extra kracht nodig had om de administratie bij te houden. Gegeven moment werd gezegd dat ze zich bij de Poolse instanties of kerk moesten melden voor hulp en daar de brieven aan bleven houden werd gesteld er niet meer op te reageren.

Tot zoon Henryk met hetzelfde handschrift de correspondentie oppakte en er weer nieuwe afwijzingen volgden. Naar allerlei instanties werden er opnieuw bedelbrieven gestuurd die dan weer doorgezonden werden naar de gemeente met ‘verzoek de behandeling over te nemen’. Het fanatisme was enorm want toen de zoon zijn zin niet kreeg stuurde hij zelfs brieven naar het Nationaal Draaiorgel museum, hotel Mitland, het Spoorwegmuseum en het Universiteitsmuseum, allemaal in Utrecht.

Met een vertwijfelde tekst erbij van de ontvangers werden ze dan weer doorgestuurd naar onze gemeente; want wat moest men ermee? Ongetwijfeld zullen er brieven zijn geweest die naar instanties zijn gestuurd en daar in de prullenbak zijn beland omdat men geen idee had ‘wat ermee te doen’. De nood was in Polen zeker hoog, deze mensen waren ziek en arm, althans dat schijnt de Poolse r.k. kerk op verzoek van het Rode Kruis uitgezocht te hebben.

Officieren

In een uiterste poging vroeg Henryk nog om een lijst met adressen van hoge officieren die er in 1945 bij betrokken zijn geweest! Voorstaande is slechts een kleine greep uit de enorme correspondentie maar geeft in ieder geval een beeld van de jarenlange nasleep die het rapport van L. Laan en H. de Lang mede teweeg heeft gebracht. In één van de brieven heeft Henryk het bewuste rapport nog eens helemaal overgeschreven en erbij gevoegd! Aannemelijk lijkt het dat echtgenote en zoon ook in het heldenverhaal geloofden gezien alle motivaties die erbij gehaald werden.

Naar verluidt is officieel niets meer vernomen van de twee andere ‘redders’; hoewel uit een krantenartikel in het Friesch Dagblad van 1965 en de Leeuwarder Courant uit 1966 blijkt dat er één bij een auto-ongeluk om het leven zou zijn gekomen en de andere in Argentinië bij een boerenbedrijf zou zijn gaan werken, maar dit is niet bevestigd.

Dan vraagt een schrijver zich af of Siebrand wel echt de redder van de polder is of dat inundatie toch niet plaatsgevonden zou hebben. Pol maakt in zijn boek melding van de mening van dr. L. de Jong, dat de bezetter weinig reden had om de polder vol te laten lopen. Bij de Wieringermeerpolder was er strategisch belang, de bevolking kreeg in februari al richtlijnen voor evacuatie maar ondanks dat kwam toch slechts kort van te voren de waarschuwing.

Vrees voor opblazen dijk

In de Noordoostpolder zijn die richtlijnen niet gegeven hoewel er wel degelijk de vrees bestond dat de dijk opgeblazen zou worden. De afgeraden opmars vanuit het zuiden, zoals door Jähle geschetst, was strategisch gezien ook niet denkbaar (met het pontje bij Rampspol?). Toch lees je dan weer in een krantenartikel (datum helaas onbekend) dat journalist Egbert Voerman met oud verzetsman Marinus van der Weele had dat er een Canadese afdeling was die zich niet aan deze afspraak wilde houden en alsnog door de polder naar Friesland wilde trekken.

Polenweg

Dan kom je in een boek de vraag tegen of Jähle een spelletje gespeeld heeft, of dat Siebrand de mensen bij de neus heeft genomen? Toch dan ook weer onzekerheden met het enige zekere feit dat de polder een Polenweg heeft dankzij Sloma, Lipowski en Brillowski ongeacht wat hun rol ook moge zijn geweest! Saillant detail; de polder kent ook een Hannie Schaftweg. Een Haarlemse verzetstrijdster die door de nazi’s in de duinen van Overveen op dezelfde 17de april nog vermoord is.

Note bij de foto’s; twee gaten zijn er in de Wieringermeerdijk geslagen door het binnenstromende water zijn twee diepe putten ontstaan van 20 en van 26 meter diep dat nu natuurgebied is. De dijk is dus niet gerepareerd, een nieuw stuk is eromheen gelegd. Op de andere foto; de bocht in de dijk bij Lemmer waar wel gaten waren aangebracht maar de springstof nooit heeft ingezeten.

Bert Rosink

Nieuws

menu